Museum Prinsenhof in Delft wordt voor 38 miljoen euro verbouwd. Het gebouw moet toegankelijker worden en er komt meer aandacht voor de ‘verschillende kanten van het nationale verhaal’. Wie het museum niet kent, loopt er gemakkelijk aan voorbij. De ingang: een laag poortje in een op het eerste gezicht geheel gesloten voorgevel van een voormalig klooster. Als je het poortje wel ziet – en er onderdoor loopt – kun je nog steeds de entree missen door per ongeluk
rechtdoor te wandelen, de vroegere kloostertuin in. De entree is een onopvallende deur meteen om de hoek, waarna je eerst in een halletje komt, en daarna pas in een groter vertrek met ticketbalie en museumwinkel. Maar dat gaat veranderen nu de gemeenteraad van Delft heeft ingestemd met de ‘Businesscase Renovatie en Restauratie Prinsenhof Delft’. Van dat geld wordt straks niet alleen de toegang, maar het hele museum aangepakt.
De rol van (trap)liften
In de afgelopen vijfhonderd jaar is er maar één drastische ingreep geweest, een verbouwing van zeventig jaar geleden. Toen zijn er aanbouwen bijgekomen. Deze aanbouwen verdwijnen nu om plaats te maken voor wat transitruimtes worden genoemd: twee uit glas opgetrokken bijgebouwen met liften en trappen, aan elke kant van het museum één. Op dit moment ontbreekt een lift nog geheel in het museum. Voor een betere toegankelijkheid worden ook veel vloeren er tegel voor tegel of plank voor plank uitgehaald, waarna ze hoger of lager opnieuw worden gelegd om zo zonder op- of afstapjes op elkaar aan te sluiten. Waar dat niet kan, komen heffers: mini-trapliften voor het overbruggen van twee of drie traptreden. Zo kunnen liftinstallaties ook binnen een historisch monument als dit en zonder haar status als monument geweld aan te doen, van betekenis zijn voor de toegankelijkheid die eerder niet kon worden geboden.